Bel voor een afspraak:
088 75 569 01
call AFSPRAAK MAKEN?
BEL : 088 75 569 01

Behandeling

Hieronder ziet u een overzicht van de mogelijke behandelingen die gebruikt kunnen worden bij het behandelen van kanker aan de darm.

Chirurgie

Bij de behandeling van dikke darmkanker wordt meestal gekozen voor een operatie. Een operatieve behandeling kan in 2 groepen worden verdeeld:
1. genezend (curatief)
2. symptoom bestrijdend (palliatief).

De curatieve operaties worden via een kijkoperatie uitgevoerd. Een belangrijk voordeel hierbij is dat er kleine openingen in de buikwand worden gemaakt waardoor het herstel na de operatie sneller is. Bovendien is het cosmetisch resultaat beter. Het kan zijn dat tijdens de kijkoperatie blijkt dat via deze weg opereren niet mogelijk is en dat er moet worden overgegaan op een conventionele operatie. Hierbij wordt meestal een verticale snede gemaakt.

Curatieve chirurgie
Tijdens een operatie worden de tumor en een omliggend deel met ogenschijnlijk gezond weefsel verwijderd, samen met nabij gelegen lymfeklieren en voedende bloedvaten. Door ook een rand van gezond weefsel mee te nemen tijdens een operatie, wordt de kans dat alle tumorcellen zijn verwijderd vergroot. Het is vrijwel altijd mogelijk om daarna de twee uiteinden van de dikke darm weer met elkaar te verbinden (anastomose).

Soms is het aanleggen van een anastomose niet mogelijk, bijvoorbeeld doordat de conditie van de darmdelen dit niet toelaat. In zo’n situatie wordt gekozen voor het aanleggen van een kunstmatige uitgang van de darm door de buikwand (stoma). Het andere darmdeel, indien nog aanwezig, wordt dichtgemaakt en in de buik achtergelaten, zodat eventueel op een later tijdstip alsnog een aansluiting kan worden aangelegd. Wanneer een stoma is aangelegd, komt de ontlasting via de nieuwe opening in de buikhuid naar buiten en wordt dan opgevangen in een opvangzakje dat rond het stoma is aangebracht.

Wanneer de tumor in de endeldarm is gelegen, is de afstand tot de anus bepalend of de anus nog kan worden behouden. Wanneer dit mogelijk is wordt een verbinding tussen dikke darm en endeldarm of anus aangelegd. Om de nieuwe verbinding te laten genezen kan het nodig zijn om een tijdelijk stoma aan te leggen, wat dan na 2-3 maanden kan worden opgeheven. Wanneer dit niet mogelijk is wordt een definitief stoma aangelegd en na verwijderen van anus en endeldarm dit gebied dicht gehecht. Wanneer er sprake is van één of enkele uitzaaiingen in de lever en/of longen, moet worden overwogen deze operatief te verwijderen.

Palliatieve chirurgie
Wanneer er sprake is van operatief niet te verwijderen uitzaaiingen elders in het lichaam of ernstige doorgroei van tumor. De behandeling is niet gericht op genezing maar met name op het doorgankelijk houden van de darmen. Zo kan tijdens een operatie de tumor (deels) worden verwijderd om de darmen open te houden. Indien dit niet mogelijk is, kan worden gekozen voor de aanleg van een stoma. Een andere mogelijkheid is het aanleggen van een omleiding (bypass) tussen de gezonde delen van de darm zodat de doorgankelijkheid gewaarborgd is. Een nieuwe mogelijkheid is het plaatsen van een buisje (stent) in de tumor, waardoor de darmen open worden gehouden. Dit wordt via een kijkslang onderzoek ingebracht (colonoscopie). Deze behandeling is nog niet standaard.

Scopie

Endoscoop

Endoscoop

Tijdens een kijkonderzoek van de darm (colonoscopie) kunnen eventueel aanwezige poliepen en vroege uitingen van kanker in de poliep worden verwijderd. Het verwijderde weefsel wordt microscopisch onderzocht. Wanneer het gaat om een oppervlakkige tumor in de endeldarm, dan kan deze door middel van een lokale operatie worden verwijderd. De tumor wordt dan tijdens een kijkonderzoek via de anus verwijderd. Dit wordt transanale endoscopische microchirurgie (TEM) genoemd.

Om vast te stellen of de tumor door middel van deze chirurgische techniek kan worden verwijderd, is vooraf endo-echografisch onderzoek nodig. Als palliatieve behandeling kan soms worden gekozen voor een behandeling waarbij tijdens een kijkonderzoek de tumor wordt vernietigd met laserlicht (lasercoagulatie) of met behulp van elektrische stroompjes (elektrocoagulatie). Alleen kleine tumoren in de endeldarm die goed bereikbaar zijn via de anus komen hiervoor in aanmerking.

Radiotherapie

Bestraling (radiotherapie) wordt met name toegepast bij patiënten met een tumor in de endeldarm. Door middel van radiotherapie worden kankercellen deels of totaal vernietigd door de straling. De straling is voor het oog niet zichtbaar en de behandeling is niet voelbaar. Wel kunnen algemene verschijnselen als vermoeidheid optreden. Bij dicht bij de anus gelegen tumoren kan roodheid of irritatie van de huid optreden.

Radiotherapie kan zowel curatief als palliatief worden toegepast. Bestraling vindt plaats door de huid heen (van buitenaf). De benodigde hoeveelheid en plaats van straling wordt door de radiotherapeut voor iedere patiënt nauwkeurig berekend. Dit gebeurt meestal via een CT scan. Patiënten die radiotherapie krijgen worden poliklinisch behandeld en hoeven dus niet opgenomen te worden in het ziekenhuis.

Indien er sprake is van een tumor in de endeldarm, kan gekozen worden voor de toepassing van radiotherapie voorafgaand aan de operatie. De belangrijkste redenen voor deze zogenaamde voorbestraling (neo-adjuvante radiotherapie) zijn de volgende:

1. het minder levensvatbaar maken van de tumorcellen, waardoor het risico dat eventueel na de operatie achtergebleven tumorcellen nog uitgroeien tot een nieuwe tumor wordt verkleind (korte kuur).
2. het verkleinen van een dieper doorgroeiende tumor, waardoor deze tijdens de operatie beter te verwijderen is (lange kuur).

Er zijn 2 soorten voorbestraling:
1. korte kuur: 5 bestralingen in 1 week; enkele dagen na afsluiten van deze kuur vindt de operatie plaats.
2. lange kuur: 5 bestralingen per week gedurende 4-6 weken; 4-6 weken na afloop van deze bestralingskuur vindt de operatie plaats indien de tumor voldoende in omvang is afgenomen. Deze bestraling kan worden gecombineerd met chemotherapie om het effect te vergroten.

De keuze voor één van deze bestralingsschema’s is afhankelijk van de locatie van de tumor en de mate van doorgroei door de darmwand heen. Wanneer tijdens of na de operatie duidelijk wordt dat tumorweefsel is achtergebleven in de patiënt kan gekozen worden voor nabestraling (adjuvante radiotherapie). Wanneer de operatiewond genezen is, wordt gestart met de radiotherapie. De tot nu toe besproken toepassingen van radiotherapie maken allen deel uit van een curatieve behandeling.

Naast de reeds genoemde curatieve toepassingen van radiotherapie, kan radiotherapie ook worden toegepast wanneer operatief ingrijpen niet (meer) mogelijk is. De radiotherapie maakt dan deel uit van de palliatieve behandeling. De radiotherapie is dan gericht op het verminderen van pijn, het behoud van de doorgankelijkheid van de endeldarm en het verminderen van bloedverlies.

Chemotherapie

Chemotherapie is een behandelingsmethode welke gericht is op het remmen van de celdeling (cytostatica). Er zijn verschillende schema’s met verschillende chemotherapeutische medicijnen en tevens bestaan er verschillende toedieningswegen. Per patiënt wordt een afweging gemaakt welk schema en welke toedieningsweg het best geschikt is.

Meestal worden de medicijnen poliklinisch via een infuus toegediend. Het is soms nodig om hiervoor via een operatie een kastje onder de huid te brengen dat is verbonden met een bloedvat. Via dat kastje kan gemakkelijk een infuus worden aangesloten. Er zijn tegenwoordig ook middelen die via tablet kunnen worden toegediend. Veelal worden meerder medicijnen tegelijkertijd gecombineerd.

De meeste schema´s bestaan uit de toediening in een bepaalde week en 2-3 weken rust daartussen gedurende een half jaar. Zo worden 6 kuren gegeven. Chemotherapie bij patiënten met dikke darmkanker is niet alleen gericht op de tumor in de darm, maar ook op het behandelen van eventuele uitzaaiingen. Bij dikke darmkanker zonder uitzaaiingen naar andere organen (bijvoorbeeld de lever) wordt chemotherapie toegepast wanneer er na de operatie blijkt dat er sprake is van uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Chemotherapie is in deze patiënten een onderdeel van een curatieve behandeling om te voorkomen dat mogelijk aanwezige microscopisch kleine uitzaaiingen later zullen uitgroeien.

Chemotherapie kan ook als palliatieve behandeling worden gegeven wanneer er uitzaaiingen zijn geconstateerd. Deze behandeling kan voor de meeste patiënten levensverlengend zijn en eventuele klachten verminderen. Daarnaast kan er na chemotherapie een situatie ontstaan waarbij alsnog curatieve operaties mogelijk is.

Reacties zijn gesloten.